zondag 15 juni 2014
Vakatelier 7: Ontwikkelingsfasen
Dit vakatelier hebben we het over de 5 ontwikkelingsfasen uit de theorie van Parsons gehad. Die fasen zijn:
Fase 1: Favoritisme
Fase 2: Ambachtelijkheid
Fase 3: Expressiviteit
Fase 4: Formalisme
Fase 5: Open mind
Wij het hebben het tijdens de les vooral de eerste 3 fasen behandeld. Ook hebben we zelf een beeld beschouwd namelijk het schilderij: In de wereld kwam er een ziel genaamd Ida (1929-1930). De vragen die wij moesten beantwoorden waren:
Wat is je eerste indruk van het schilderij?
Wat kan je vertellen over de voorstelling?
Kan je jezelf inleven?
Hoe sluit de vormgeving aan op het thema?
Kan je het plaatsen in een bredere context?
Hoe zie je jezelf in de maatschappij?
Dit zijn best verschillende vragen, er zijn dan ook 5 typevragen om een beeld te beschouwen:
1. Startvraag:
Herken je het? Wat weet je er al van?
2. Onderzoeksvraag: Wie, wat en waar speelt het zich af?
3. Analyse vraag: Waar gaat het over?
4. Speculatieve vraag: Wat als...?
5. Oordelende vragen, oftewel vragen die leiden tot een oordeel.
Vervolgens hebben Noël, Wendy en ik nogmaals een beeld beschouwd. Ditmaal de filmposter van Rio.
Hier de vragen:
1. Startvragen:
- Herken je het ergens van? Ja, dit zijn figuren uit een disneyfilm.
- Wie zijn het? De vogels uit de film Rio
- Waar zijn ze van bekend? De disneyfilm Rio
2. Onderzoeksvragen:
- Wat zie je op het plaatje? Twee vogels die in een boom zitten, boven een rivier.
- Waar zitten de vogels? Op een tak van een boom hoog boven een lange rivier.
- Hoe zien de vogels eruit? Ze zijn beide blauw. De mannetjesvogel heeft een hoedje op zijn hoofd en een verrekijker bij zich. Hij leest een kaart. De andere vogel, het vrouwtje, lijkt geen aandacht te hebben voor de kaart maar kijkt omhoog.
- Wat hebben de vogels aan? Ze hebben niet echt kleren aan, maar gewoon hun eigen blauwe verenpak. Wel hebben ze spullen bij zich.
- Waar speelt het zich af? In de amazone, want dat staat op de kaart. Ook weet ik dat omdat ik tropisch regenwoud zie met heel veel bomen, een lange rivier en een berg in de verte.
- Wat hebben ze in hun vleugel? Een kaart met Amazone erop.
- Waar kijken ze over uit? (wat is op de achtergrond?) Een lange rivier, met veel bos/tropisch regenwoud eromheen. In de verte zie ik ook nog een berg.
3. Analysevragen:
- Wat zal er aan de hand zijn? Ik denk dat ze de weg kwijt zij en dat de mannetjesvogel daarom de kaart bekijkt.
- Wat zijn ze aan het doen? De mannetjesvogel leest de kaart, terwijl de vrouwtjesvogels zich zo sierlijk mogelijk maakt om de aandacht van het mannetje te trekken.
- Wat maakt de vogel opvallend? De vrouwtjesvogel is iets lichter van kleur, zich in een sierlijke houding en heeft hele grote ogen die een beetje omhoog kijken.
4. Speculatieve vragen:
- Wat als de vogels veel lager zouden staan? Dan hebben ze geen uitzicht over het gebied en dan is het lastig te vinden waar ze zich nou precies bevinden op de kaart.
- Waarom probeert de vrouwtjesvogel de aandacht van het mannetje te trekken? Omdat ze misschien wel verliefd op hem is.
5. Vragen die leiden tot een oordeel:
- Waarom zouden ze daar boven op staan? Dan hebben de vogels goed uitzicht en kunnen ze gemakkelijker zien waar ze zich op de kaart bevinden.
- Wat gaan ze met die kaart doen? Op de kaart zijn ze aan het zoeken waar ze zich nu bevinden en hoe ze zomenteen moeten vliegen.
- Waarom hebben ze de verrekijker in hun hand? Om de juiste weg te zoeken.
Het oordeel is: De vogels zijn op reis in de Amazone, maar ze zijn de weg kwijt. Daarom staan ze nu op een hoger gelegen punt en bekijkt het mannetje de kaart om de weg te zoeken. Het vrouwtje probeert de aandacht van het mannetje te trekken.
Fase 1: Favoritisme
Fase 2: Ambachtelijkheid
Fase 3: Expressiviteit
Fase 4: Formalisme
Fase 5: Open mind
Wij het hebben het tijdens de les vooral de eerste 3 fasen behandeld. Ook hebben we zelf een beeld beschouwd namelijk het schilderij: In de wereld kwam er een ziel genaamd Ida (1929-1930). De vragen die wij moesten beantwoorden waren:
Wat is je eerste indruk van het schilderij?
Wat kan je vertellen over de voorstelling?
Kan je jezelf inleven?
Hoe sluit de vormgeving aan op het thema?
Kan je het plaatsen in een bredere context?
Hoe zie je jezelf in de maatschappij?
Dit zijn best verschillende vragen, er zijn dan ook 5 typevragen om een beeld te beschouwen:
1. Startvraag:
Herken je het? Wat weet je er al van?
2. Onderzoeksvraag: Wie, wat en waar speelt het zich af?
3. Analyse vraag: Waar gaat het over?
4. Speculatieve vraag: Wat als...?
5. Oordelende vragen, oftewel vragen die leiden tot een oordeel.
Vervolgens hebben Noël, Wendy en ik nogmaals een beeld beschouwd. Ditmaal de filmposter van Rio.
Hier de vragen:
1. Startvragen:
- Herken je het ergens van? Ja, dit zijn figuren uit een disneyfilm.
- Wie zijn het? De vogels uit de film Rio
- Waar zijn ze van bekend? De disneyfilm Rio
2. Onderzoeksvragen:
- Wat zie je op het plaatje? Twee vogels die in een boom zitten, boven een rivier.
- Waar zitten de vogels? Op een tak van een boom hoog boven een lange rivier.
- Hoe zien de vogels eruit? Ze zijn beide blauw. De mannetjesvogel heeft een hoedje op zijn hoofd en een verrekijker bij zich. Hij leest een kaart. De andere vogel, het vrouwtje, lijkt geen aandacht te hebben voor de kaart maar kijkt omhoog.
- Wat hebben de vogels aan? Ze hebben niet echt kleren aan, maar gewoon hun eigen blauwe verenpak. Wel hebben ze spullen bij zich.
- Waar speelt het zich af? In de amazone, want dat staat op de kaart. Ook weet ik dat omdat ik tropisch regenwoud zie met heel veel bomen, een lange rivier en een berg in de verte.
- Wat hebben ze in hun vleugel? Een kaart met Amazone erop.
- Waar kijken ze over uit? (wat is op de achtergrond?) Een lange rivier, met veel bos/tropisch regenwoud eromheen. In de verte zie ik ook nog een berg.
3. Analysevragen:
- Wat zal er aan de hand zijn? Ik denk dat ze de weg kwijt zij en dat de mannetjesvogel daarom de kaart bekijkt.
- Wat zijn ze aan het doen? De mannetjesvogel leest de kaart, terwijl de vrouwtjesvogels zich zo sierlijk mogelijk maakt om de aandacht van het mannetje te trekken.
- Wat maakt de vogel opvallend? De vrouwtjesvogel is iets lichter van kleur, zich in een sierlijke houding en heeft hele grote ogen die een beetje omhoog kijken.
4. Speculatieve vragen:
- Wat als de vogels veel lager zouden staan? Dan hebben ze geen uitzicht over het gebied en dan is het lastig te vinden waar ze zich nou precies bevinden op de kaart.
- Waarom probeert de vrouwtjesvogel de aandacht van het mannetje te trekken? Omdat ze misschien wel verliefd op hem is.
5. Vragen die leiden tot een oordeel:
- Waarom zouden ze daar boven op staan? Dan hebben de vogels goed uitzicht en kunnen ze gemakkelijker zien waar ze zich op de kaart bevinden.
- Wat gaan ze met die kaart doen? Op de kaart zijn ze aan het zoeken waar ze zich nu bevinden en hoe ze zomenteen moeten vliegen.
- Waarom hebben ze de verrekijker in hun hand? Om de juiste weg te zoeken.
Het oordeel is: De vogels zijn op reis in de Amazone, maar ze zijn de weg kwijt. Daarom staan ze nu op een hoger gelegen punt en bekijkt het mannetje de kaart om de weg te zoeken. Het vrouwtje probeert de aandacht van het mannetje te trekken.
donderdag 29 mei 2014
Vakatelier 9: Beeldend vermogen
Dit atelier hebben wij geleerd uit welke periodes het beeldend vermogen bestaat en hoe je deze kan onderscheiden.
Het beeldend vermogen bestaat uit 3 fases:
- Het krabbelstadium (tot de onderbouw): Dit zijn de allereerste pogingen van een kind om iets op papier te zetten. Het kind is meer bezig met het bewegen van het tekenmateriaal, dan iets concreets te weergeven. Het ziet er dan ook vaak uit als krabbelen/krassen. Het kind tekent ook nog niet vanuit de pols, maar vanuit de elleboog.
- Het schematische stadium/de gecodeerde werkelijkheid (onderbouw tot middenbouw): Het kind ontwikkelt symbolen voor het weergeven van dingen die in zijn omgeving voorkomen. Zoals bijvoorbeeld dat een zon rond en geel is met streepjes eromheen. Een mens is een hoofd met benen (een koppoter). Er is sprake van doorzichtigheid. Je kan bijvoorbeeld door een muur of door een autodeur heen kijken. Naarmate het kind ouder wordt worden de tekeningen wel steeds verhalender en complexer. Er worden steeds meer dingen afgebeeld en het kind gaat niet meer alles tekenen, maar werken met afsnijdingen.
- Het realistische stadium/de zichtbare werkelijkheid ( vanaf eind middenbouw/begin bovenbouw): Het kind gaat realistischer tekenen, de verhoudingen van het lichaam kloppen steeds beter, er wordt gewerkt met realistisch kleurgebruik (de boom is niet allemaal maar groen). De tekening wordt ruimtelijker door het verplaatsen van de grondlijn en er wordt diepte gecreëerd.
Tijdens de les gingen we begrippen bij de meegebrachte tekeningen neerleggen, hier het resultaat:
Krabbelfase:
Het beeldend vermogen bestaat uit 3 fases:
- Het krabbelstadium (tot de onderbouw): Dit zijn de allereerste pogingen van een kind om iets op papier te zetten. Het kind is meer bezig met het bewegen van het tekenmateriaal, dan iets concreets te weergeven. Het ziet er dan ook vaak uit als krabbelen/krassen. Het kind tekent ook nog niet vanuit de pols, maar vanuit de elleboog.
- Het schematische stadium/de gecodeerde werkelijkheid (onderbouw tot middenbouw): Het kind ontwikkelt symbolen voor het weergeven van dingen die in zijn omgeving voorkomen. Zoals bijvoorbeeld dat een zon rond en geel is met streepjes eromheen. Een mens is een hoofd met benen (een koppoter). Er is sprake van doorzichtigheid. Je kan bijvoorbeeld door een muur of door een autodeur heen kijken. Naarmate het kind ouder wordt worden de tekeningen wel steeds verhalender en complexer. Er worden steeds meer dingen afgebeeld en het kind gaat niet meer alles tekenen, maar werken met afsnijdingen.
- Het realistische stadium/de zichtbare werkelijkheid ( vanaf eind middenbouw/begin bovenbouw): Het kind gaat realistischer tekenen, de verhoudingen van het lichaam kloppen steeds beter, er wordt gewerkt met realistisch kleurgebruik (de boom is niet allemaal maar groen). De tekening wordt ruimtelijker door het verplaatsen van de grondlijn en er wordt diepte gecreëerd.
Tijdens de les gingen we begrippen bij de meegebrachte tekeningen neerleggen, hier het resultaat:
Krabbelfase:
Gecodeerde werkelijkheid:
Zichtbare werkelijkheid:
Daarna gingen we in tweetallen elkaar natekenen. Dat was best nog wel moeilijk. Vooral met de lichaamsverhoudingen had ik nog wel moeite. Tenslotte hebben we nog geleerd hoe we een mens met de juiste verhoudingen moeten tekenen. Een handig hulpmiddel hierbij is namelijk een A4 verdelen in 8 gelijke vlakken.
Vakatelier 8: Beeldend probleem
Tijdens dit atelier hebben we geleerd wat een beeldend probleem is. Een beeldend probleem bestaat altijd uit 2 doelen:
- Technisch doel
- Beeldend doel
Beeldende problemen moeten aanzetten tot denken. Een leerling ''onderzoekt'' als ware hoe hij het beeldend probleem visueel kan oplossen. Een goede beeldende vorming opdracht bevat dan ook altijd een beeldend probleem, hier leren de leerlingen van.
Wegingen zelf ook aan de slag. We kregen verschillende tekenopdrachten die wij gingen uitvoeren met houtskool.
Opdracht 1: Klassiek en ambachtelijk. De beeldaspecten lijn en perspectief staan centraal. Het gaat om geometrische vormen, zoals de kubus. Deze opdracht bevat geen beeldend probleem, maar leerlingen leren hierbij wel om ruimtelijk te denken.
- Technisch doel
- Beeldend doel
Beeldende problemen moeten aanzetten tot denken. Een leerling ''onderzoekt'' als ware hoe hij het beeldend probleem visueel kan oplossen. Een goede beeldende vorming opdracht bevat dan ook altijd een beeldend probleem, hier leren de leerlingen van.
Wegingen zelf ook aan de slag. We kregen verschillende tekenopdrachten die wij gingen uitvoeren met houtskool.
Opdracht 1: Klassiek en ambachtelijk. De beeldaspecten lijn en perspectief staan centraal. Het gaat om geometrische vormen, zoals de kubus. Deze opdracht bevat geen beeldend probleem, maar leerlingen leren hierbij wel om ruimtelijk te denken.
Opdracht 2: Teken een onzekere kubus is een modernistische opdracht. De opdracht is experimenteel en niet ambachtelijk. Beeldaspecten lijn en lijnvoering staan centraal. De opdracht bevat een beeldend probleem: er zijn namelijk meerdere oplossingen mogelijk.
Opdracht 3:Teken een agressieve kubus (modernistische opdracht). De opdracht is experimenteel.
Beeldaspecten lijn en lijnvoering staan centraal. Ook deze opdracht bevat een beeldend probleem,
omdat er meerdere oplossingen/manieren mogelijk zijn om agressiviteit uit te beelden.
Opdracht 4: Teken een kubus die entertaint is een post-modernistische opdracht. Bij deze opdracht moet je ontwerpen. Lijn en vorm zijn de belangrijkste beeldaspecten.
Daarna gingen we in groepjes filmpjes maken met een beeldend probleem. Wendy, Roan, Noël, Yasmae en ik gingen een filmpje maken over clowns die onmogelijke capriolen uithalen. Die onmogelijke capriolen zijn dus het beeldend probleem, er zijn meerdere oplossingen mogelijk. De animatiefilmpjes hebben we gemaakt door middel van geometrische schuimrubberstukjes. De onmogelijke capriool die wij bedacht hadden is dat de clown ballen kan hooghouden met zijn voeten, maar dat loopt niet helemaal goed af...
Vakatelier 6: Beeldaspecten
Dit vakatelier ging over beeldaspecten. Een beeldaspect is een onderdeel waaruit een beeldend kunstwerk, zoals bijvoorbeeld een schilderij, is opgebouwd. Beeldaspecten kunnen bewust ingezet worden om bijvoorbeeld het beeld te versterken. Zoals bijvoorbeeld kleur, soms maakt een schilder bewust gebruik van een licht-donker contrast.
Er zijn verschillende categorieën beeldaspecten:
- Licht
- Ruimte
- Lijn
- Vorm
- Kleur
- Compositie
- Textuur
Tijdens de les kreeg iedereen een afbeelding uit een animatiefilm. Zelf moesten we erachter komen welk beeldaspect specifiek werd uitgebeeld op die afbeelding. Dat was best even lastig, maar na een tijdje lukte het ons toch om de afbeeldingen met de juiste beeldaspecten te koppelen.
Vervolgens kregen we de opdracht om een afbeelding van een dier uit te kiezen en deze op de tablet te vereenvoudigen, zodat alleen nog maar de essentie van het dier zou overblijven. Ik had gekozen voor een afbeelding van een fries paard. Stapsgewijs heb ik de afbeelding steeds vereenvoudigd.
Er zijn verschillende categorieën beeldaspecten:
- Licht
- Ruimte
- Lijn
- Vorm
- Kleur
- Compositie
- Textuur
Tijdens de les kreeg iedereen een afbeelding uit een animatiefilm. Zelf moesten we erachter komen welk beeldaspect specifiek werd uitgebeeld op die afbeelding. Dat was best even lastig, maar na een tijdje lukte het ons toch om de afbeeldingen met de juiste beeldaspecten te koppelen.
Vervolgens kregen we de opdracht om een afbeelding van een dier uit te kiezen en deze op de tablet te vereenvoudigen, zodat alleen nog maar de essentie van het dier zou overblijven. Ik had gekozen voor een afbeelding van een fries paard. Stapsgewijs heb ik de afbeelding steeds vereenvoudigd.
Het Friese paard straalt kracht uit. Ik heb de afbeelding zo vereenvoudigd dat de essentie nog steeds duidelijk zichtbaar is; een krachtig dier.
Vakatelier 5: Beeldcultuur 2
De vorige les hadden Noël en ik het schilderij ''Het melkmeisje'' van Johannes Vermeer uitgekozen om te gaan moderniseren naar een schilderij uit het post-modernisme. Johannes Vermeer heeft dit schilderij geschilderd in ca. 1658. Eigenlijk klopt de benaming ''Het melkmeisje'' niet want dit is niet een meisje dat melk aan huis bracht, het afgebeelde meisje is een dienstmeid. Op het schilderij is te zien dat zij heel geconcentreerd de melk giet.
We hadden heel veel attributen meegenomen om de foto zoveel mogelijk op het ware schilderij te laten lijken. Zoals bijvoorbeeld: een hoofdkapje, brood, melkkan, tafelkleed en de rok. Er moest 1 beeldaspect veranderd worden zodat het schilderij zou passen in het post-modernisme.
Noël en ik hadden gekozen voor het veranderen van de houding van het melkmeisje; op het originele schilderij straalt het melkmeisje namelijk matigheid uit. Op het post-moderne schilderij staat het melkmeisje heel uitbundig. Ook heeft Noël hier niet alleen de melkkan, maar ook een wijnglas in haar handen.
We vonden het een hele leuke opdracht om te doen. Het was eerst wel even puzzelen met de opstelling van de attributen en het licht, maar we vinden het eind resultaat erg leuk geworden.
We hadden heel veel attributen meegenomen om de foto zoveel mogelijk op het ware schilderij te laten lijken. Zoals bijvoorbeeld: een hoofdkapje, brood, melkkan, tafelkleed en de rok. Er moest 1 beeldaspect veranderd worden zodat het schilderij zou passen in het post-modernisme.
Noël en ik hadden gekozen voor het veranderen van de houding van het melkmeisje; op het originele schilderij straalt het melkmeisje namelijk matigheid uit. Op het post-moderne schilderij staat het melkmeisje heel uitbundig. Ook heeft Noël hier niet alleen de melkkan, maar ook een wijnglas in haar handen.
We vonden het een hele leuke opdracht om te doen. Het was eerst wel even puzzelen met de opstelling van de attributen en het licht, maar we vinden het eind resultaat erg leuk geworden.
dinsdag 25 maart 2014
Vakatelier 4: Beeldcultuur
Dit atelier ging over de Westerse beeldcultuur. De westerse beeldcultuur is opgedeeld in 3 periodes:
- Klassieke periode (tot 1860)
- Modernisme (tot 1960)
- Postmoderne periode (tot nu)
Iedere periode kenmerkt zich met bepaalde aspecten.
In de klassieke periode stonden een aantal punten centraal: religie (de kerk dus), status (hoeveel geld/macht je hebt), moraal en verhaal.
Het modernisme kenmerkt zich weer door totaal andere punten, namelijk: geen religie, geen status, geen moraal, geen verhaal, maar terug naar de essentie en de harmonie.
De postmoderne periode kenmerkt zich door: kritiek (op bijvoorbeeld de maatschappij), consumeren, amusement/entertainen, milieu en discussie.
Hoewel deze 3 periodes totaal verschillend zijn, is er toch een samenhang. De ene periode is namelijk weer een reactie op de andere periode.
Dit is niet alleen te zien op bijvoorbeeld schilderijen, maar ook op filmpjes. Neem bijvoorbeeld de film Shrek, tijdens de een bepaalde scene loopt Shrek met Fiona door een landschap, dat romantische landschap is getekend tijdens de klassieke periode. Verderop staat er opeens een grote wolkenkrabber, die was er nog niet in de klassieke periode en stamt dus uit de postmoderne tijd. Zo zijn dus in een film ook 2 periodes met elkaar verbonden.
Aan het einde van de les kregen we de opdracht om in tweetallen een schilderij uit de klassieke periode of uit het modernisme uit te kiezen. De opdracht is dat we tijdens de volgende les dit schilderij om gaan zetten naar een schilderij uit het post-modernisme. Noël en ik gaan dus moderne elementen toevoegen aan het schilderij. Het schilderij dat wij gaan moderniseren is het melkmeisje van de schilder Johannes Vermeer.
- Klassieke periode (tot 1860)
- Modernisme (tot 1960)
- Postmoderne periode (tot nu)
Iedere periode kenmerkt zich met bepaalde aspecten.
In de klassieke periode stonden een aantal punten centraal: religie (de kerk dus), status (hoeveel geld/macht je hebt), moraal en verhaal.
Het modernisme kenmerkt zich weer door totaal andere punten, namelijk: geen religie, geen status, geen moraal, geen verhaal, maar terug naar de essentie en de harmonie.
De postmoderne periode kenmerkt zich door: kritiek (op bijvoorbeeld de maatschappij), consumeren, amusement/entertainen, milieu en discussie.
Hoewel deze 3 periodes totaal verschillend zijn, is er toch een samenhang. De ene periode is namelijk weer een reactie op de andere periode.
Dit is niet alleen te zien op bijvoorbeeld schilderijen, maar ook op filmpjes. Neem bijvoorbeeld de film Shrek, tijdens de een bepaalde scene loopt Shrek met Fiona door een landschap, dat romantische landschap is getekend tijdens de klassieke periode. Verderop staat er opeens een grote wolkenkrabber, die was er nog niet in de klassieke periode en stamt dus uit de postmoderne tijd. Zo zijn dus in een film ook 2 periodes met elkaar verbonden.
Aan het einde van de les kregen we de opdracht om in tweetallen een schilderij uit de klassieke periode of uit het modernisme uit te kiezen. De opdracht is dat we tijdens de volgende les dit schilderij om gaan zetten naar een schilderij uit het post-modernisme. Noël en ik gaan dus moderne elementen toevoegen aan het schilderij. Het schilderij dat wij gaan moderniseren is het melkmeisje van de schilder Johannes Vermeer.
dinsdag 4 maart 2014
Vakatelier 3: Lesfasenmodel
Op maandag 6 januari heb ik mijn 3e vakatelier beeldende vorming gehad. Tijdens dit vakatelier hebben we het gehad over het lesfasenmodel. Zo weet ik nu uit welke fases een goede beeldende vorming-les bestaat:
-Voorbereiding
-Receptie/Oriëntatie
-Productie/Uitvoering
-Reflectie/Nabeschouwing
-Evaluatie
Ook kregen we de opdracht om zelf een les in zo'n model te zetten. Mille en ik kozen een kaart over mode en hebben hier zelf een les bij bedacht. De les is uitgewerkt in het lesfasenmodel (zie de link).
Ik denk dat zo'n lesfasenmodel heel nuttig is want beeldende vorming is niet alleen maar een beetje knutselen, er zit ook een doel achter. Lesfasenmodel les Mille en Tessa
-Voorbereiding
-Receptie/Oriëntatie
-Productie/Uitvoering
-Reflectie/Nabeschouwing
-Evaluatie
Ook kregen we de opdracht om zelf een les in zo'n model te zetten. Mille en ik kozen een kaart over mode en hebben hier zelf een les bij bedacht. De les is uitgewerkt in het lesfasenmodel (zie de link).
Ik denk dat zo'n lesfasenmodel heel nuttig is want beeldende vorming is niet alleen maar een beetje knutselen, er zit ook een doel achter. Lesfasenmodel les Mille en Tessa
zondag 5 januari 2014
Vakatelier 2: Werkprocessen 2
Op maandag 9 december heb ik mijn tweede les beeldende vorming gehad. Tijdens deze les gingen we in viertallen een animatie maken. In die animatie moest de auto van ieder tweetal voorkomen. Noël en ik gingen samen met Kitty en Yvette. We begonnen met het bedenken van het filmpje, wat wilden we dat er ging gebeuren? We besloten dat we een botsing wilden laten plaatsvinden tussen de ambulance en de bulldozer van de andere meiden. We gingen meteen aan de slag, maar we merkten wel dat zo'n animatie maken veel meer werk kost dan gedacht. Eerst maakten we het decor, dat ging best goed. Vervolgens gingen we aan de slag met de belichting en de camerapositie. Dat was best nog even puzzelen, want al gauw lijkt het beeld overbelicht en valt een deel van het zicht weg door de camerastand. Toen alles goed stond begonnen we met het maken van foto's. Het was echt precisiewerk want iedere millimeter die de auto verschoof moest op de foto komen. Nadat we heeeeeel veel foto's hadden gemaakt, dachten we dat we een goed en lang genoeg filmpje zouden krijgen. Maar tot onze schrik duurde het filmpje maar 2 seconden! Hoeveel foto's moesten er nog wel niet bijkomen voor een langer filmpje? Inmiddels waren we eigenlijk al uit, maar we besloten met z'n vieren dat we liever lang bleven om nu het filmpje langer te maken, dan dat we over een paar weken te horen zouden krijgen dat ons filmpje niet goed genoeg was. We begonnen weer helemaal opnieuw en bedachten nog iets extra's aan het filmpje toe te voegen. De film is uiteindelijk maar 3 seconden langer geworden, maar wij vinden 'm toch geslaagd! Het was een leuke opdracht, maar dat gepriegel...
Abonneren op:
Posts (Atom)